Author Archives: Martijn

Zonsopkomst, The Olga’s & Kings Canyon

Zonsopkomst, The Olga’s & Kings Canyon
Zoals in ons laatste stukje al aangekondigd zijn we, inmiddels gisteren, erg vroeg opgestaan om de zonsopkomst bij Uluru mee te maken. Om 4:30 ging de wekker (we hebben een half uurtje extra genomen) en we waren niet de enigen die wakker waren. Zo’n beetje de halve camping was al op, om hetzelfde te gaan doen. Het was dan ook filerijden naar de ingang van het park en eenmaal binnen werden alle snelheidsregels aan de laars gelapt om maar op tijd te zijn. Wij verkozen ervoor om niet de meute achterna te gaan, die de zon op Uluru wilden zien schijnen. Wij wilden de zon achter Uluru op zien komen. We hadden tenslotte de zonsondergang schijnend op Uluru al gezien. Het was een mooi gezicht, dat niet heel goed op foto is vast te leggen. Vooral het tot leven komen van de natuur is mooi om mee te maken. Letterlijk bij de eerste zonnestraal hoorden we het eerste vogeltje fluiten. Bij de natuur horen helaas ook de vliegen… Binnen no-time werden we weer belaagd.
En toen was het 7 uur. Ons eerste plan al tot uitvoer gebracht. Dat gebeurt ons niet iedere dag. Maar goed, we hadden meer plannen voor deze dag. Op naar de Olga’s, de minder bekende zuster-rotsformaties van Uluru, zo’n 45 km verderop. 36 toppen die net als Uluru vrij eenzaam in het landschap staan. Deze rode rotsen bieden een mooie wandeling, The Valley of the Winds geheten, 8 km tussen de rotsen door. Classificatie: gemiddeld. We zijn vol goede moed en verwachting aan deze wandeling begonnen, en wij vinden het een aanrader. Je zit echt in de natuur, tussen de rotsen, het is uitdagend en levert mooie plaatjes op. De wandeling rond Uluru is wat dat betreft iets saaier, maar niet minder indrukwekkend. Aangezien het nog vroeg op de dag was, was het qua temperatuur goed uit te houden. Genoeg water mee, wat muesli-repen en zonnebrand, en uiteraard de fotocamera. We waren vrijwel alleen in het gebied, en dat maakt dat je de rust en de stilte, de geluiden van de natuur goed kunt ervaren. Overigens was dit ook een tip van Ann, en we zijn zo vrij om deze tip ook aan jullie mee te geven. Vergeet de Olga’s niet als je naar Uluru gaat!
Kings Canyon was onze volgende bestemming van de dag. 300 km rijden, maar ook dat paste prima in het programma van de dag. Wat is vroeg opstaan toch fijn, al willen we van 4:30 geen gewoonte maken. Anyway: we zitten nu in Kings Canyon. Het resort waar we zitten omvat niet veel meer dan een camping, een general store met benzinepomp, een bbq restaurant/pizzeria en een hotel. En ook hier alleen voor de toeristen, er is geen dorpje in de wijde omgeving te bekennen. Vandaag hebben we alweer gewandeld, nu dus door Kings Canyon. Zeer indrukwekkende rotsformaties, een kloof, mooie vergezichten. Samengevat: een landschap dat we niet kennen en daardoor prachtig is om doorheen te lopen. Een wandeling met een pittige klim in het begin, maar daarna konden we het rustig aandoen. Ik ben erg blij dat het ons allemaal lukt om deze mooie dingen te zien en te doen. Overigens was het aardig druk onderweg, met als meest markante detail dat er in het laatste gedeelte van de wandeling ongeveer 200 meter achter ons twee Nederlandse meisjes liepen, die het belangrijker vonden vrij luid met elkaar te kletsen dan af en toe eens stil te zijn en te luisteren naar de natuur. Soit.
Morgen gaan we op weg naar Alice Springs. In principe onze laatste etappe, we leveren daar de camper in. Maar dat is pas zondag, en we gaan dus nog Alice Springs en vooral de omgeving, de MacDonnel ranges, ontdekken. We hebben nog wat tips op te volgen… Verder ligt het in mijn plan om nog een Digeridoo-workshop te doen. Moet ik nog even overleggen, maar als we tijd hebben gaat dat wel lukken.
Als laatste nog even dit: de camping staat niet erg vol, zoals we eigenlijk de hele trip al meemaken. Maar: er vindt een aardige strijd plaats om de heerschappij van de camping door de vogels. De zwart-witten tegen de kleinere groenen, waarbij de laatste winnen, totdat ‘s avonds de papagaaien komen: die zijn ‘s avonds de baas. Als het eenmaal donker is loopt een verdwaalde(?) dingo hier rond, op zoek naar eten. Daar waren we al voor gewaarschuwd. Deze wilde hond trekt zich echter niets van ons aan en loopt ons rustig voorbij.
Tot in Alice!

Zoals in ons laatste stukje al aangekondigd zijn we, inmiddels gisteren, erg vroeg opgestaan om de zonsopkomst bij Uluru mee te maken. Om 4:30 ging de wekker (we hebben een half uurtje extra genomen) en we waren niet de enigen die wakker waren. Zo’n beetje de halve camping was al op, om hetzelfde te gaan doen. Het was dan ook filerijden naar de ingang van het park en eenmaal binnen werden alle snelheidsregels aan de laars gelapt om maar op tijd te zijn. Wij verkozen ervoor om niet de meute achterna te gaan, die de zon op Uluru wilden zien schijnen. Wij wilden de zon achter Uluru op zien komen. We hadden tenslotte de zonsondergang schijnend op Uluru al gezien. Het was een mooi gezicht, dat niet heel goed op foto is vast te leggen. Vooral het tot leven komen van de natuur is mooi om mee te maken. Letterlijk bij de eerste zonnestraal hoorden we het eerste vogeltje fluiten. Bij de natuur horen helaas ook de vliegen… Binnen no-time werden we weer belaagd.

En toen was het 7 uur. Ons eerste plan al tot uitvoer gebracht. Dat gebeurt ons niet iedere dag. Maar goed, we hadden meer plannen voor deze dag. Op naar de Olga’s, de minder bekende zuster-rotsformaties van Uluru, zo’n 45 km verderop. 36 toppen die net als Uluru vrij eenzaam in het landschap staan. Deze rode rotsen bieden een mooie wandeling, The Valley of the Winds geheten, 8 km tussen de rotsen door. Classificatie: gemiddeld. We zijn vol goede moed en verwachting aan deze wandeling begonnen, en wij vinden het een aanrader. Je zit echt in de natuur, tussen de rotsen, het is uitdagend en levert mooie plaatjes op. De wandeling rond Uluru is wat dat betreft iets saaier, maar niet minder indrukwekkend. Aangezien het nog vroeg op de dag was, was het qua temperatuur goed uit te houden. Genoeg water mee, wat muesli-repen en zonnebrand, en uiteraard de fotocamera. We waren vrijwel alleen in het gebied, en dat maakt dat je de rust en de stilte, de geluiden van de natuur goed kunt ervaren. Overigens was dit ook een tip van Ann, en we zijn zo vrij om deze tip ook aan jullie mee te geven. Vergeet de Olga’s niet als je naar Uluru gaat!

Kings Canyon was onze volgende bestemming van de dag. 300 km rijden, maar ook dat paste prima in het programma van de dag. Wat is vroeg opstaan toch fijn, al willen we van 4:30 geen gewoonte maken. Anyway: we zitten nu in Kings Canyon. Het resort waar we zitten omvat niet veel meer dan een camping, een general store met benzinepomp, een bbq restaurant/pizzeria en een hotel. En ook hier alleen voor de toeristen, er is geen dorpje in de wijde omgeving te bekennen. Vandaag hebben we alweer gewandeld, nu dus door Kings Canyon. Zeer indrukwekkende rotsformaties, een kloof, mooie vergezichten. Samengevat: een landschap dat we niet kennen en daardoor prachtig is om doorheen te lopen. Een wandeling met een pittige klim in het begin, maar daarna konden we het rustig aandoen. Ik ben erg blij dat het ons allemaal lukt om deze mooie dingen te zien en te doen. Overigens was het aardig druk onderweg, met als meest markante detail dat er in het laatste gedeelte van de wandeling ongeveer 200 meter achter ons twee Nederlandse meisjes liepen, die het belangrijker vonden vrij luid met elkaar te kletsen dan af en toe eens stil te zijn en te luisteren naar de natuur. Soit.

Morgen gaan we op weg naar Alice Springs. In principe onze laatste etappe, we leveren daar de camper in. Maar dat is pas zondag, en we gaan dus nog Alice Springs en vooral de omgeving, de MacDonnel ranges, ontdekken. We hebben nog wat tips op te volgen… Verder ligt het in mijn plan om nog een Digeridoo-workshop te doen. Moet ik nog even overleggen, maar als we tijd hebben gaat dat wel lukken.

Als laatste nog even dit: de camping staat niet erg vol, zoals we eigenlijk de hele trip al meemaken. Maar: er vindt een aardige strijd plaats om de heerschappij van de camping door de vogels. De zwart-witten tegen de kleinere groenen, waarbij de laatste winnen, totdat ‘s avonds de papagaaien komen: die zijn ‘s avonds de baas. Als het eenmaal donker is loopt een verdwaalde(?) dingo hier rond, op zoek naar eten. Daar waren we al voor gewaarschuwd. Deze wilde hond trekt zich echter niets van ons aan en loopt ons rustig voorbij.

Tot in Alice!

Coober Pedy: achter de schermen gebeurt het

Coober Pedy: achter de schermen gebeurt het
We zijn in Coober Pedy, minimaal zo’n 300km van de eerstvolgende plaats, de dorpen van minder dan 30 inwoners daargelaten. Van de buitenkant eigenlijk een troosteloos gebeuren. Toen we gisteren door de zandstorm het stadje bereikten, was dat direct onze eerste indruk. Door de hoofdstraat rijdend zagen we Aboriginals op blote voeten, midden op de rotonde, schreeuwend naar andere Aborginals die voor Johnny’s liquor store stonden. Alcoholverslaving is het grootste probleem onder de Aboriginals hebben we al van verschillende bronnen gehoord. Geen goeie binnenkomer, zulke beelden. De zandstorm hielp ook niet: weinig kleur in het stadje. Verder geen mooie huizen, meer uit golfplaten opgetrokken schuurtjes tegen heuveltjes aan. Vandaag hebben we een kijkje achter de schermen gekregen. Dat was een stuk beter. Maar wat bezielt mensen om hier te gaan wonen?
Coober Pedy is een mijnstad. Er is begin 20e eeuw hier opaal ontdekt. Opaal is een gesteente dat in een bepaalde laag van de grond gevonden kan worden, mits je natuurlijk de juiste ader ontdekt. Ik zal jullie niet vermoeien met het proces waardoor opaal gevormd wordt, ook omdat ik niet de precieze termen ken. Wikipedia geeft vast uitkomst… Hoe dan ook: opaal is een kostbaar gesteente, en net als met goud en koper trekt dat mensen aan. Zo is Coober Pedy ontstaan (de naam is een verbastering van twee Aborigal-termen die zoiets betekenen als ‘witte man die graaft’) en trekt zelfs nu nog gelukszoekers. Je kunt hier bij het stadsdeelkantoor een stukje grond kopen van 50×50 meter voor $A 58,- en gaan graven. Dat moet je dan wel minimaal 20u per week doen, anders wordt je stukje verbeurd verklaard. Zelfs op de camping waar we nu staan, op een aan drie kanten door tentzeil beschutte plek, erg fijn met die zandstormen, staan ‘miners’, gelukszoekers.
Toch is dit stadje bijzonder: achter die golfplaten schuurtjes gaan complete woningen schuil, in het gesteente. En daar is het goed toeven. Er zijn verschillende hotels, cafe’s en restaurants gevestigd in de rotsen. En terwijl het buiten ofwel 45+ graden is in de zomer, of ‘s winters rond het vriespunt, in de rotsen is het altijd een lekkere 24 graden. Van buiten een agenebbis zooitje, van binnen keurig, goed verzorgd. Als je met een blinddoek op naar binnen zou worden gebracht zou dat troosteloze aan je voorbij zijn gegaan, zou je je het zelfs niet kunnen voorstellen. We hebben twee musea bezocht over de geschiedenis van het mijnwerken, het stadje en opaal. Erg leuk, mooi en op sommige punten zeker ook indrukwekkend. En lekker koel! Maar eenmaal weer buiten vraag je je toch weer af: wat bezielt deze mensen, vooral de niet-mijnwerkers.
Wellicht dat het de 150.000 toeristen per jaar zijn die je een bestaan geven. Dat zou kunnen, maar er zitten 24 uur in een dag! Twee voorbeelden: de medewerker van de plaatselijke VVV noemde het de mooiste stad in de wereld. Hij had op andere plaatsen gewoond, maar Coober Pedy was het helemaal. Hij wilde nooit meer weg. Het meisje (begin 20, met Duitse tongval) dat de rondleiding verzorgde in het tweede museum woonde in Coober Pedy, in de rotsen. Wat bezielt deze mensen? Gelukszoekers, op een andere manier?
Wij kunnen de beginvraag niet beantwoorden. Met de beste wil van de wereld. Het is hier erg bijzonder, zeker een aanrader voor iedereen die The Red Centre wilt bezoeken, maar na twee dagen vertrekken wij morgen erg graag weer naar onze volgende bestemming. Als we dan toch een voordeel moeten noemen: als je hier 18 holes wilt lopen hoef je niet te vrezen voor wachtlijsten of volle flights. Je moet wel voor lief nemen dat er geen grasspriet te bekennen is, de greens van zwart grind zijn en je af en toe moet schuilen voor een zandstormpje. Ik kan me niet herinneren wat de regels daarover zeggen…
Morgen Uluru, ofwel Ayers Rock. Maar eerst 700km rijden… met airco! G’day, mates!
We zijn in Coober Pedy, minimaal zo’n 300km van de eerstvolgende plaats, de dorpen van minder dan 30 inwoners daargelaten. Van de buitenkant eigenlijk een troosteloos gebeuren. Toen we gisteren door de zandstorm het stadje bereikten, was dat direct onze eerste indruk. Door de hoofdstraat rijdend zagen we Aboriginals op blote voeten, midden op de rotonde, schreeuwend naar andere Aborginals die voor Johnny’s liquor store stonden. Alcoholverslaving is het grootste probleem onder de Aboriginals hebben we al van verschillende bronnen gehoord. Geen goeie binnenkomer, zulke beelden. De zandstorm hielp ook niet: weinig kleur in het stadje. Verder geen mooie huizen, meer uit golfplaten opgetrokken schuurtjes tegen heuveltjes aan. Vandaag hebben we een kijkje achter de schermen gekregen. Dat was een stuk beter. Maar wat bezielt mensen om hier te gaan wonen?
Coober Pedy is een mijnstad. Er is begin 20e eeuw hier opaal ontdekt. Opaal is een gesteente dat in een bepaalde laag van de grond gevonden kan worden, mits je natuurlijk de juiste ader ontdekt. Ik zal jullie niet vermoeien met het proces waardoor opaal gevormd wordt, ook omdat ik niet de precieze termen ken. Wikipedia geeft vast uitkomst… Hoe dan ook: opaal is een kostbaar gesteente, en net als met goud en koper trekt dat mensen aan. Zo is Coober Pedy ontstaan (de naam is een verbastering van twee Aborigal-termen die zoiets betekenen als ‘witte man die graaft’) en trekt zelfs nu nog gelukszoekers. Je kunt hier bij het stadsdeelkantoor een stukje grond kopen van 50×50 meter voor $A 58,- en gaan graven. Dat moet je dan wel minimaal 20u per week doen, anders wordt je stukje verbeurd verklaard. Zelfs op de camping waar we nu staan, op een aan drie kanten door tentzeil beschutte plek, erg fijn met die zandstormen, staan ‘miners’, gelukszoekers.
Toch is dit stadje bijzonder: achter die golfplaten schuurtjes gaan complete woningen schuil, in het gesteente. En daar is het goed toeven. Er zijn verschillende hotels, cafe’s en restaurants gevestigd in de rotsen. Zelfs verschillende kerken! Uiteraard hebben we een van de kerken bezocht en een kaarsje opgestoken… En terwijl het buiten ofwel 45+ graden is in de zomer, of ‘s winters rond het vriespunt, in de rotsen is het altijd een lekkere 24 graden. Van buiten een agenebbis zooitje, van binnen keurig, goed verzorgd. Als je met een blinddoek op naar binnen zou worden gebracht zou dat troosteloze aan je voorbij zijn gegaan, zou je je het zelfs niet kunnen voorstellen. We hebben twee musea bezocht over de geschiedenis van het mijnwerken, het stadje en opaal. Erg leuk, mooi en op sommige punten zeker ook indrukwekkend. En lekker koel! Maar eenmaal weer buiten vraag je je toch weer af: wat bezielt deze mensen, vooral de niet-mijnwerkers.
Wellicht dat het de 150.000 toeristen per jaar zijn die je een bestaan geven. Dat zou kunnen, maar er zitten 24 uur in een dag! Twee voorbeelden: de medewerker van de plaatselijke VVV noemde het de mooiste stad in de wereld. Hij had op andere plaatsen gewoond, maar Coober Pedy was het helemaal. Hij wilde nooit meer weg. Het meisje (begin 20, met Duitse tongval) dat de rondleiding verzorgde in het tweede museum woonde in Coober Pedy, in de rotsen. Wat bezielt deze mensen? Gelukszoekers, op een andere manier?
Wij kunnen de beginvraag niet beantwoorden. Met de beste wil van de wereld. Het is hier erg bijzonder, zeker een aanrader voor iedereen die The Red Centre wilt bezoeken, maar na twee dagen vertrekken wij morgen erg graag weer naar onze volgende bestemming. Als we dan toch een voordeel moeten noemen: als je hier 18 holes wilt lopen hoef je niet te vrezen voor wachtlijsten of volle flights. Je moet wel voor lief nemen dat er geen grasspriet te bekennen is, de greens van zwart grind zijn en je af en toe moet schuilen voor een zandstormpje. Ik kan me niet herinneren wat de regels daarover zeggen…
Morgen Uluru, ofwel Ayers Rock. Maar eerst 700km rijden… met airco! G’day, mates!

Wijn

Wijn
Vandaag hebben we wat wijngebieden bezocht. We zijn geen wijnkenners, Nicolien is wel een liefhebber (maar heeft haar vak Drankenkennis verwaarloosd) en ik drink af en toe een glaasje mee. Vanwege het vorige artikel waren we er natuurlijk wel op gebrand om met goede verhalen over The Barossa, Eden Valley en Clare Valley (alweer een tip van Tante Corrie!) te komen. We besloten dan ook vanochtend om, zoals ons bij de reis kado gekregen boekje ‘Wat en hoe Australië’ als goede tip gaf, de wijngaard van Seppeltsfield te bezoeken en met de tour van 11:00 mee te gaan. Toen we daar aankwamen bleek de tour niet om 11:00 te gaan, maar om 11:30. Ook voor de 11:00 tour waren we wat te vroeg, maar om te wachten op de 11:30 tour vonden we wat zonde van de tijd. Kortom: we zijn weer verder gegaan. Jammer dat het boekje de verkeerde tijd aangaf… Vonden we toen…
Aangezien we toch wat kilometers wilden maken om wat voor te komen op ons reisschema, besloten we door te rijden met een kleine omweg via Eden Valley, in de hoop nog een wijngaard te vinden die ons een rondleiding kon geven. Bij het plaatselijke postkantoor (we moesten nog postzegels hebben voor de ansichtkaarten die we in Sydney gekocht hebben…) om een goede tip gevraagd. Om een lang verhaal kort te maken: via een niet-geasfalteerde weg, een paar kleine dorpjes, wat hobbelwegen en karrensporen kwamen we in een verlaten dorpje, waar de wijnboer in geen velden of wegen te bekennen was. Op dus naar Clare Valley, onze eindbestemming van vandaag.
Bij de VVV in Clare – zoals gebruikelijk halen we onze informatie bij de locals – gevraagd naar de campings in Clare, en een goede tip voor een wijngaard die ons ook een kleine rondleiding kon geven. Met beide vragen waren we snel geholpen: er is maar een camping in Clare (en daar staan we dus) en we moesten naar een wijngaard even buiten het dorp. Daar zouden we wel een rondleiding kunnen krijgen. En zoals gebruikelijk kwamen ook nu weer de beste tips van de locals en niet uit de boekjes.
Na even zoeken kwamen we op een erf aan, zoals wij denken typisch Australisch, met een veranda aan het huis. Verder geen enkele poging om dit aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Ok, een winkeltje aan huis (of zoals dat hier heet een cellar door), maar geen uitgebreide tentoonstelling of museum. Een man van in de 60 stond ons te woord, terwijl hij aan zijn auto stond te klussen. We vertelden dat we getipt waren door de VVV en dat hij ons misschien wat meer over wijn maken kon vertellen. Ach, dat ging wel lukken. Nadat zijn klus geklaard was nam hij ons mee naar de schuur. En volgens zijn eigen woorden: er zit niets van romantiek bij, het is gewoon druiven in een machine stoppen en zorgen dat het hele proces goed verloopt. Totdat het op proeven aankomt. En dan begint de kunst, zijn eigen kunstwerk. Want wijn maak je op basis van eigen smaak. En vervolgens liet hij uit de ketels verschillende wijnen proeven. De wijn rijpt nog verder in eikenhouten vaten, maar de wijn die wij geproefd hebben smaakte al heerlijk. Hij liet ons ook nog even de bocht proeven die, niet onder eigen label vertelde hij er expliciet bij, naar China werd geëxporteerd. Die was veel minder lekker, maar goed, het verkocht.
De manier waarop hij vertelde over zijn wijn was fantastisch. Niet met poeha, wel met trots. Tussendoor liet hij ons ook nog even Muscat proeven, geen echte wijn, maar wel samengesteld uit 28 oogsten. Lekker! Terug in het winkeltje liet hij ons ook nog even twee rode wijnen uit 2006 proeven, als klap op de vuurpijl. Van de 50 vaten waren er drie van sublieme kwaliteit, en die zette hij ons voor. Alsof er een engeltje… Afijn. Deze waren dan ook zo’n 30 euro per fles. Ook liet hij ons en passant nog even de behaalde prijzen zien, o.a. die van de beste Riesling van de wereld in 2003. Na het winnen van de prijs hebben ze die niet meer verkocht, maar voor eigen gebruik gehouden. Zo zijn ze dan wel.
Met 12 flessen wijn, twee van iedere soort die we lekker vonden, en verpakkingsmateriaal om ze in het vliegtuig te vervoeren, zijn we vertrokken. Zes flessen om hier op te drinken, zes om thuis met deze en gene 😉 te proeven. En hij vond ons blijkbaar zo aardig, dat we ook nog eens de aangebroken 2006 flessen meekregen (die van die drie sublieme vaten) en een fles van de winnende Riesling uit 2003. We waren er enorm vereerd mee natuurlijk, maar we waren vooral blij met deze ontmoeting. Deze man nam, zoals de meeste mensen die we hier tegenkomen, echt de tijd voor ons. We hebben genoten en hele lekkere wijn meegenomen. En aangezien hij nog geen afzet in Europa heeft en wil uitbreiden… houden we de naam van deze wijngaard nog even voor onszelf… We zien wel wat in een handeltje met deze man, niet in de minste plaats omdat we deze wijn dan ook thuis kunnen proeven. Arme Henri Bloem… Cheers!
Vandaag hebben we wat wijngebieden bezocht. We zijn geen wijnkenners, Nicolien is wel een liefhebber (maar heeft haar vak Drankenkennis verwaarloosd) en ik drink af en toe een glaasje mee. Vanwege het vorige artikel waren we er natuurlijk wel op gebrand om met goede verhalen over The Barossa, Eden Valley en Clare Valley (alweer een tip van Tante Corrie!) te komen. We besloten dan ook vanochtend om, zoals ons bij de reis kado gekregen boekje ‘Wat en hoe Australië’ als goede tip gaf, de wijngaard van Seppeltsfield te bezoeken en met de tour van 11:00 mee te gaan. Toen we daar aankwamen bleek de tour niet om 11:00 te gaan, maar om 11:30. Ook voor de 11:00 tour waren we wat te vroeg, maar om te wachten op de 11:30 tour vonden we wat zonde van de tijd. Kortom: we zijn weer verder gegaan. Jammer dat het boekje de verkeerde tijd aangaf… Vonden we toen…
Aangezien we toch wat kilometers wilden maken om wat voor te komen op ons reisschema, besloten we door te rijden met een kleine omweg via Eden Valley, in de hoop nog een wijngaard te vinden die ons een rondleiding kon geven. Bij het plaatselijke postkantoor (we moesten nog postzegels hebben voor de ansichtkaarten die we in Sydney gekocht hebben…) om een goede tip gevraagd. Om een lang verhaal kort te maken: via een niet-geasfalteerde weg, een paar kleine dorpjes, wat hobbelwegen en karrensporen kwamen we in een verlaten dorpje, waar de wijnboer in geen velden of wegen te bekennen was. Op dus naar Clare Valley, onze eindbestemming van vandaag.
Bij de VVV in Clare – zoals gebruikelijk halen we onze informatie bij de locals – gevraagd naar de campings in Clare, en een goede tip voor een wijngaard die ons ook een kleine rondleiding kon geven. Met beide vragen waren we snel geholpen: er is maar een camping in Clare (en daar staan we dus) en we moesten naar een wijngaard even buiten het dorp. Daar zouden we wel een rondleiding kunnen krijgen. En zoals gebruikelijk kwamen ook nu weer de beste tips van de locals en niet uit de boekjes.
Na even zoeken kwamen we op een erf aan, zoals wij denken typisch Australisch, met een veranda aan het huis. Verder geen enkele poging om dit aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Ok, een winkeltje aan huis (of zoals dat hier heet een cellar door), maar geen uitgebreide tentoonstelling of museum. Een man van in de 60 stond ons te woord, terwijl hij aan zijn auto stond te klussen. We vertelden dat we getipt waren door de VVV en dat hij ons misschien wat meer over wijn maken kon vertellen. Ach, dat ging wel lukken. Nadat zijn klus geklaard was nam hij ons mee naar de schuur. En volgens zijn eigen woorden: er zit niets van romantiek bij, het is gewoon druiven in een machine stoppen en zorgen dat het hele proces goed verloopt. Totdat het op proeven aankomt. En dan begint de kunst, zijn eigen kunstwerk. Want wijn maak je op basis van eigen smaak. En vervolgens liet hij uit de ketels verschillende wijnen proeven. De wijn rijpt nog verder in eikenhouten vaten, maar de wijn die wij geproefd hebben smaakte al heerlijk. Hij liet ons ook nog even de bocht proeven die, niet onder eigen label vertelde hij er expliciet bij, naar China werd geëxporteerd. Die was veel minder lekker, maar goed, het verkocht.
De manier waarop hij vertelde over zijn wijn was fantastisch. Niet met poeha, wel met trots. Tussendoor liet hij ons ook nog even Muscat proeven, geen echte wijn, maar wel samengesteld uit 28 oogsten. Lekker! Terug in het winkeltje liet hij ons ook nog even twee rode wijnen uit 2006 proeven, als klap op de vuurpijl. Van de 50 vaten waren er drie van sublieme kwaliteit, en die zette hij ons voor. Alsof er een engeltje… Afijn. Deze waren dan ook zo’n 30 euro per fles. Ook liet hij ons en passant nog even de behaalde prijzen zien, o.a. die van de beste Riesling van de wereld in 2003. Na het winnen van de prijs hebben ze die niet meer verkocht, maar voor eigen gebruik gehouden. Zo zijn ze dan wel.
Met 12 flessen wijn, twee van iedere soort die we lekker vonden, en verpakkingsmateriaal om ze in het vliegtuig te vervoeren, zijn we vertrokken. Zes flessen om hier op te drinken, zes om thuis met deze en gene 😉 te proeven. En hij vond ons blijkbaar zo aardig, dat we ook nog eens de aangebroken 2006 flessen meekregen (die van die drie sublieme vaten) en een fles van de winnende Riesling uit 2003. We waren er enorm vereerd mee natuurlijk, maar we waren vooral blij met deze ontmoeting. Deze man nam, zoals de meeste mensen die we hier tegenkomen, echt de tijd voor ons. We hebben genoten en hele lekkere wijn meegenomen. En aangezien hij nog geen afzet in Europa heeft en wil uitbreiden… houden we de naam van deze wijngaard nog even voor onszelf… We zien wel wat in een handeltje met deze man, niet in de minste plaats omdat we deze wijn dan ook thuis kunnen proeven. Arme Henri Bloem… Cheers!

Great ocean road, great views

Great ocean road, great views
We zitten alweer twee dagen op een camping zonder internet. Niet dat we het contact met ‘de buitenwereld’ missen, maar andersom is dat misschien wel het geval… 😉 Maar we schrijven gewoon door.
Gisteren, zondag de 15e, hebben we Great Ocean road verlaten. Ik kijk er met gemengde gevoelens op terug. Op z’n Mart Smeets: Had ik het willen missen? Nee. Heb ik mooie dingen gezien? Jazeker. Wat is er dan? Moeilijk te omschrijven. We hebben prachtige kusten gezien, zoals we die nog niet eerder, ook niet langs Highway 1 in Californië, hebben gezien. We zijn door prachtige kustplaatsjes gereden. Het was de eerste dag heerlijk weer, de afspraak met de 12 apostelen op de tweede dag viel wat grijs uit (en vanaf hét uitkijkpunt van de 12 apostelen zie je er misschien zes… Raar maar waar). Gisteren hadden we prachtig weer met mooie uitzichten over The Arch en London Bridge (waar je, Koen, niet meer overheen kan lopen). De vraag voor mij is echter: wat maakt deze route tot een van de mooiste kustwegen van de wereld? Ik weet het niet. Ik heb genoten van de prachtige uitzichten, de mooie stranden en de diepblauwe ruige zee.
Misschien dat de commerciële uitbuiting mij parten speelt. Onze eigen schuld trouwens: welke Hollander gaat (betaald!) naar een vuurtoren kijken? Van Vlissingen tot aan Texel hebben we prachtige vuurtorens. Sterker nog, bij ons thuis in de hal hangt de vuurtoren van Texel in full color bijna twee meter te pronken. Die excursie hadden we kunnen skippen. Maar goed, we waren in de buurt. Leverde ons wel de eerste ontmoeting met koala’s op! Ook de Tree Top Walk wandeling was misschien geen goede keuze. Mooie natuur hoor, en bijzonder om 20 meter boven de grond door de boomtoppen te lopen. Maar om daar nu $A 40,- voor neer te tellen… Tarra Bulga, de wandelingen met tante Corrie, waren mooier en (sorry, wil niet de Hollander uithangen, maar toch…) gratis. Hoe dan ook: het waren niet de krenten uit de Great Ocean road pap, maar we hebben er wel tijd en geld aan besteed. Soit.
Dus: ik had de Great Ocean road niet willen overslaan. Het was prachtig! Maar de twee excursies zou ik niet aanraden. Overigens gaat het verder prima met mij: de afgelopen dagen waren fantastisch, daar zal Nicolien meer over vertellen. Onze vakantie is nog steeds een groot succes!
NB: wat ontzettend leuk om al jullie positieve reacties te lezen! En uiteraard waarderen we ook onze niet reagerende lezers. Cheers, mates!

We zitten alweer twee dagen op een camping zonder internet. Niet dat we het contact met ‘de buitenwereld’ missen, maar andersom is dat misschien wel het geval… 😉 Maar we schrijven gewoon door.

Gisteren, zondag de 15e, hebben we Great Ocean road verlaten. Ik kijk er met gemengde gevoelens op terug. Op z’n Mart Smeets: Had ik het willen missen? Nee. Heb ik mooie dingen gezien? Jazeker. Wat is er dan? Moeilijk te omschrijven. We hebben prachtige kusten gezien, zoals we die nog niet eerder, ook niet langs Highway 1 in Californië, hebben gezien. We zijn door prachtige kustplaatsjes gereden. Het was de eerste dag heerlijk weer, de afspraak met de 12 apostelen op de tweede dag viel wat grijs uit (en vanaf hét uitkijkpunt van de 12 apostelen zie je er misschien zes… Raar maar waar). Gisteren hadden we prachtig weer met mooie uitzichten over The Arch en London Bridge (waar je, Koen, niet meer overheen kan lopen). De vraag voor mij is echter: wat maakt deze route tot een van de mooiste kustwegen van de wereld? Ik weet het niet. Ik heb genoten van de prachtige uitzichten, de mooie stranden en de diepblauwe ruige zee.

Misschien dat de commerciële uitbuiting mij parten speelt. Onze eigen schuld trouwens: welke Hollander gaat (betaald!) naar een vuurtoren kijken? Van Vlissingen tot aan Texel hebben we prachtige vuurtorens. Sterker nog, bij ons thuis in de hal hangt de vuurtoren van Texel in full color bijna twee meter te pronken. Die excursie hadden we kunnen skippen. Maar goed, we waren in de buurt. Leverde ons wel de eerste ontmoeting met koala’s op! Ook de Tree Top Walk wandeling was misschien geen goede keuze. Mooie natuur hoor, en bijzonder om 20 meter boven de grond door de boomtoppen te lopen. Maar om daar nu $A 40,- voor neer te tellen… Tarra Bulga, de wandelingen met tante Corrie, waren mooier en (sorry, wil niet de Hollander uithangen, maar toch…) gratis. Hoe dan ook: het waren niet de krenten uit de Great Ocean road pap, maar we hebben er wel tijd en geld aan besteed. Soit.

Dus: ik had de Great Ocean road niet willen overslaan. Het was prachtig! Maar de twee excursies zou ik niet aanraden. Overigens gaat het verder prima met mij: de afgelopen dagen waren fantastisch, daar zal Nicolien meer over vertellen. Onze vakantie is nog steeds een groot succes!

NB: wat ontzettend leuk om al jullie positieve reacties te lezen! En uiteraard waarderen we ook onze niet reagerende lezers. Cheers, mates!

Ofschoon, dikwijls en pinguïns

Ofschoon, dikwijls en pinguïns
Na een kleine drie dagen bij Tante Corrie te gast te zijn geweest zitten we nu op Phillip Island. We gaan straks onze eerste nacht in de camper, ons ‘bussie’ doorbrengen. Het is vooral een lang ding, een beetje wennen met rijden (we pikken af en toe een stoepje mee in de bocht, net als toen met de Transit met de jongens naar de Vogezen 😉 ), maar vooral veel ruimte. We hebben ‘m ingericht en voelen ons al redelijk thuis.
Tante Corrie dus. Wat hebben we het heerlijk gehad bij haar. Familie op het zuidelijk halfrond! De ontmoeting was warm en hartelijk en ik voelde direct dat ik bij familie was. Tante Corrie is een echte Stokhof, want zowel Tante An als Riet en Cootje zag ik in haar terug. Leuk! In een mix van Engels en Nederlands maakten we (opnieuw) kennis, en ik geloof dat we pas bij het wegrijden vanmiddag gestopt zijn met praten. Niet dat we tijd wilden inhalen, of hebben bijgepraat, maar we hebben het over alledaagse dingen gehad. Uiteraard over de recente gebeurtenissen en de familiebanden, over Oom Piet, mijn vader en Cees, maar ook over Australië, onze reis, het leven in Australië, het Nederland van nu. Tante Corrie woont al 52 jaar in Australië, maar spreekt, na even inkomen, nog perfect Nederlands. Grappig is wel dat ze bepaalde woorden gebruikt die wij tegenwoordig niet veel meer gebruiken: dikwijls, ofschoon, gerieflijk. Dat is leuk!
Het verblijf bij tante Corrie was een fijne overgang tussen de stad en het kamperen dat we nu gaan doen. Even tot rust komen, even weg uit de ‘drukte’ van de stad (alhoewel de Australiërs zich nergens druk om lijken te maken). We hebben vandaag met z’n drieën een paar mooie wandelingen gemaakt door een regenwoud-gebied (Bulga-Tarra National Park) en de schade gezien die de bosbranden van ongeveer een half jaar geleden hebben aangericht. Indrukwekkend, zeker ook hoe de natuur zich herstelt: de afgebrande bomen hebben een soort vacht gekregen van nieuw loof. Gisteren zijn we naar Manny’s Market geweest in Morwell: ondanks dat de Nederlandse gemeenschap niet erg groot is verkopen ze daar De Ruijter hagelslag, allerlei Nederlandse drop, 8 soorten ontbijtkoek, beschuit uit Nederland en als klap op de vuurpijl kaneel in AH-potjes en Conimex mix voor nasi en bami… Daarnaast is het ‘gewoon’ een supermarkt. We keken onze ogen uit, dit hadden we niet verwacht. ‘s Avonds kwamen Jennifer (mijn nicht), Scott en de kinderen eten. Heel erg gezellig, kennis gemaakt met mijn achternicht en -neven en na zo’n 20 jaar Jennifer en Scott weer gezien. Het is overdreven om te zeggen dat het leek alsof het gisteren was, maar het was gelijk goed. We hopen dat we hun nog eens in Nederland kunnen verwelkomen. We hebben overigens bewegende beelden gemaakt van vandaag, we gaan die proberen op de website te zetten.
Na afscheid genomen te hebben van lieve Tante Corrie zijn we op advies van haar binnendoor naar Phillip Island gereden, om naar de pinguïn parade te kijken. Iedere avond, rond zonsondergang komen de pinguïns uit de zee naar het strand en de achterliggende duinen om ‘thuis te komen’. Was een erg grappig gezicht. De strijd die de pinguïns inwendig voeren om de tocht over het strand te maken, tussen alle meeuwen door, leidt tot grappige taferelen. Als de leider van het groepje besluit dat het niet veilig is en omkeert, soms halverwege, dan struikelt alles en iedereen over elkaar heen. Sukkels… 🙂 Overigens mochten we geen foto’s en video-opnamen maken van het gebeuren, begrijpelijk, maar we hadden wel wat inzendingen voor Funniest Homevideo’s gehad. De verrekijker kwam overigens zeer goed van pas!
Morgen vertrekken we via Morrington en de ferry naar het begin van The Great Ocean road. We hoeven niet veel kilometers af te leggen, en met hulp van tante Corrie hebben we ook de route na The Great Ocean road min of meer vastgelegd. Wanneer we weer internet hebben weten we niet. Deze camping heeft het wel, maar we zitten denk ik te ver van het access point af. Soit.
Welterusten!

Na een kleine drie dagen bij Tante Corrie te gast te zijn geweest zitten we nu op Phillip Island. We gaan straks onze eerste nacht in de camper, ons ‘bussie’ doorbrengen. Het is vooral een lang ding, een beetje wennen met rijden (we pikken af en toe een stoepje mee in de bocht, net als toen met de Transit met de jongens naar de Vogezen 😉 ), maar vooral veel ruimte. We hebben ‘m ingericht en voelen ons al redelijk thuis.

Tante Corrie dus. Wat hebben we het heerlijk gehad bij haar. Familie op het zuidelijk halfrond! De ontmoeting was warm en hartelijk en ik voelde direct dat ik bij familie was. Tante Corrie is een echte Stokhof, want zowel Tante An als Riet en Cootje zag ik in haar terug. Leuk! In een mix van Engels en Nederlands maakten we (opnieuw) kennis, en ik geloof dat we pas bij het wegrijden vanmiddag gestopt zijn met praten. Niet dat we tijd wilden inhalen, of hebben bijgepraat, maar we hebben het over alledaagse dingen gehad. Uiteraard over de recente gebeurtenissen en de familiebanden, over Oom Piet, mijn vader en Cees, maar ook over Australië, onze reis, het leven in Australië, het Nederland van nu. Tante Corrie woont al 52 jaar in Australië, maar spreekt, na even inkomen, nog perfect Nederlands. Grappig is wel dat ze bepaalde woorden gebruikt die wij tegenwoordig niet veel meer gebruiken: dikwijls, ofschoon, gerieflijk. Dat is leuk!

Het verblijf bij tante Corrie was een fijne overgang tussen de stad en het kamperen dat we nu gaan doen. Even tot rust komen, even weg uit de ‘drukte’ van de stad (alhoewel de Australiërs zich nergens druk om lijken te maken). We hebben vandaag met z’n drieën een paar mooie wandelingen gemaakt door een regenwoud-gebied (Bulga-Tarra National Park) en de schade gezien die de bosbranden van ongeveer een half jaar geleden hebben aangericht. Indrukwekkend, zeker ook hoe de natuur zich herstelt: de afgebrande bomen hebben een soort vacht gekregen van nieuw loof. Gisteren zijn we naar Manny’s Market geweest in Morwell: ondanks dat de Nederlandse gemeenschap niet erg groot is verkopen ze daar De Ruijter hagelslag, allerlei Nederlandse drop, 8 soorten ontbijtkoek, beschuit uit Nederland en als klap op de vuurpijl kaneel in AH-potjes en Conimex mix voor nasi en bami… Daarnaast is het ‘gewoon’ een supermarkt. We keken onze ogen uit, dit hadden we niet verwacht. ‘s Avonds kwamen Jennifer (mijn nicht), Scott en de kinderen eten. Heel erg gezellig, kennis gemaakt met mijn achternicht en -neven en na zo’n 20 jaar Jennifer en Scott weer gezien. Het is overdreven om te zeggen dat het leek alsof het gisteren was, maar het was gelijk goed. We hopen dat we hun nog eens in Nederland kunnen verwelkomen. We hebben overigens bewegende beelden gemaakt van vandaag, we gaan die proberen op de website te zetten.

Na afscheid genomen te hebben van lieve Tante Corrie zijn we op advies van haar binnendoor naar Phillip Island gereden, om naar de pinguïn parade te kijken. Iedere avond, rond zonsondergang komen de pinguïns uit de zee naar het strand en de achterliggende duinen om ‘thuis te komen’. Was een erg grappig gezicht. De strijd die de pinguïns inwendig voeren om de tocht over het strand te maken, tussen alle meeuwen door, leidt tot grappige taferelen. Als de leider van het groepje besluit dat het niet veilig is en omkeert, soms halverwege, dan struikelt alles en iedereen over elkaar heen. Sukkels… 🙂 Overigens mochten we geen foto’s en video-opnamen maken van het gebeuren, begrijpelijk, maar we hadden wel wat inzendingen voor Funniest Homevideo’s gehad. De verrekijker kwam overigens zeer goed van pas!

Morgen vertrekken we via Morrington en de ferry naar het begin van The Great Ocean road. We hoeven niet veel kilometers af te leggen, en met hulp van tante Corrie hebben we ook de route na The Great Ocean road min of meer vastgelegd. Wanneer we weer internet hebben weten we niet. Deze camping heeft het wel, maar we zitten denk ik te ver van het access point af. Soit.

Welterusten!